B.A.A.T. Methode

De nek: hoogcervicale bewegingen en HCFS

De 2 bovenste nekwervels duiden we in  de manuele therapie aan met hoogcervicaal en herbergt ongeveer de helft van de draaimogelijkheid van de gehele nek.

Bij manueel onderzoek naar de mobiliteit van de hoge nek blijkt dan weer een duidelijk verschil in draaimogelijkheid tussen de 1e en 2e nekwervel (atlas en draaier/C1-C2).  HCFS staat voor Hoogcervicaal Functie Syndroom en weerspiegelt een verstoring in deze bewegingen.

 

Een beperking C1-2 vindt z’m oorsprong in C0-C1.

Het is een nieuw inzicht dat bij deze stoornis er sprake is van een asymmetrische positie van de 1e wervel ten opzichte van het hoofd (C0-C1): de wervel staat licht verschoven naar links of rechts en/of kan iets naar achteren staan links en/of rechts. Er kan sprake zijn van een combinatie.

Deze asymmetrie leidt tot een bepaalde beperking: iets links positie van C1 geeft een beperking in links draaien; links naar achterstand geeft een beperking in rechts draaien. Is de combinatie er, dan is er dus een beperking in beide richtingen. De asymmerie valt niet of nauwelijks met röntgenfoto's of MRI in beeld te brengen. Het kan wel met nauwkeurig voelen in kaart worden gebracht.

Een verstoring C0-1-2 geeft elders hoge spierspanning.

Een ander nieuw inzicht is dat een fout in de functie van de hoge nek heel vaak leidt tot een verhoogde spanning van de m. psoas major (de grote haasspier), een spier diep in de buik. De spier heeft zijn aanhechtingen links en rechts aan de lendenwervels en aan een punt hoog aan de binnenkant van het dijbeen.

De hypothese hierbij is dat een fout in de stand en functie van C0-1-2 leidt tot een verstoorde informatie stroom uit de sensors in spieren en gewrichtskapsels van die regio richting de hersenschors. Deze informatie komt binnen in het gebied van de hersenstam, evolutionair gezien het oudste deel van het brein dat heel veel verschillende functies heeft.

Hersenstam en primitieve reflexen.

Primitieve reflexen zijn hersenstamreflexen. Ze  ontwikkelen zich bij een individu al vroeg  in de baarmoeder (vanaf 10 weken) en dienen in de loop van het eerste levensjaar geïntegreerd te worden.

Één ervan is de ATNR (asymmetrisch tonische nekreflex): draai het hoofdje van een baby naar één kant en aan die kant worden arm en been gestrekt, aan de andere kant wordt gebogen. Het buigen van het been in de heup is een activiteit van de m. psoas major. Bij deze reflex is een beweging van de nek de oorzaak van het aanspannen van die spier.

Kennelijk geeft een hoogcervicale beperking aanleiding tot het voortbestaan/ weer opkomen van die reflex.

Hoe kom je aan een C0-C1 bewegingsstoornis?

Dat kan het gevolg zijn van een (geboorte)trauma (whiplash trauma, val, slag, stoot) maar ook door vaak ingenomen gewoontehoudingen waarbij de nek langdurig en herhaald wordt gedraaid/gebogen naar de zelfde kant (o.a. buikslapen, op de bank met hoofd op de leuning of zittend schuin naar links/rechts TV kijken, verkeerde werkplek opstelling, etc.).

Hoe kom je er weer af?

Middels de B.A.A.T.® (Baaijen's Atlas Align Treatment) methode. De techniek bestaat er uit dat middels enkele korte pulsjes met de duim op één of meer delen van C1 (de atlas) de foute positie van C1 wordt gecorrigeerd. Deze behandeling gebeurt vanuit buiklig met het hoofd in het gat van de bank. Er wordt niet 'gekraakt'. Het is amper pijnlijk. Het is niet belastend voor de nek of de wervelslagader.  Direct daarop is veelal de beperking tussen C1-C2 verdwenen en kan de spanning van de m. psoas zich normaliseren. Je krijgt advies t.a.v. houding en gewoontes om die positie ook correct te houden en waar nodig ook oefeningen. 

Ervaring

Veel voelen naar de spieren in de buik evenals het onderzoeken en behandelen van de hoge nek geeft ontwikkeling van specifieke ervaring. Na het lezen van een boek over het persisteren van reflexen, begon de relatie 'nek/psoas' duidelijk te worden. 

De laatste jaren werken we vanuit deze gedachtegang en met de B.A.A.T.® methode. Als je het eenmaal weet, sta je er versteld van hoe vaak mensen, vaak al lange tijd zoekend naar een oplossing voor hun klachten, te maken blijken te hebben met deze nekproblemen.De veelheid aan klachten.

Te begrijpen is dat een probleem in de nek kan leiden tot diverse vormen van hoofdpijn, nekpijn, pijn in de schouderregio en arm. Deze klachten worden aangeduid met de termen cervicogene hoofdpijn en cervicobrachiale klachten. Nu is ook een verklaring gevonden voor  een hoge spanning van de m. psoas t.g.v. dit probleem in de nek.

Dan wordt begrijpelijk dat er klachten kunnen ontstaan zoals: buikpijn, lage rugpijn, pijn in de lies, discusproblemen (o.a. hernia door verhoogde druk tussen de wervels) en vanwege de samenhang van deze spier met bepaalde zenuwen, klachten in het genitale gebied en in het been/de benen. De aanhoudend verhoogde spanning van de m. psoas kan er weer toe leiden dat het bekkengewricht (SI-gewricht) gaat blokkeren, wat weer klachten in de bil/lies/ bovenbeen kan genereren.

Wetenschappelijk.

Evidence based ('op bewijs gebaseerd', dat wat de wetenschap het liefst wilt zien) is dit verhaal vooralsnog niet, wel gedegen experience based door jaren van ervaring. Een gerandomiseerd klinisch onderzoek (r.c.t.) is lastig uit te voeren omdat een aantal dingen niet goed objectief te meten zijn: scheefstand atlas, hypertonie psoas, veranderde informatiestroom richting brein. Misschien zal dit in de toekomst wel mogelijk worden.